Hoop voor Israël

Onze overtuiging is dat de Heere God Abraham geroepen heeft en dat achter die roeping een plan schuilging dat in latere eeuwen meer en meer onthuld werd en nog worden zal. De woorden in Genesis 12:2,3 dragendan ook een ongekende potentie in zich:

“Ik zal u tot een groot volk maken, u zegenen en uw naam groot maken; en u zult tot een zegen zijn. Ik zal zegenen wie u zegenen, en wie u vervloekt, zal Ik vervloeken; en in u zullen alle geslachten van de aardbodem gezegend worden”. 

Uit Abraham, Izaäk en Jacob werd dit nageslacht tot een volk uit twaalf stammen uitgebouwd. 

Verbondsluiting

Uniek is de manier waarop de Heere God het slavenvolk uit Egypte heeft uitgeleid, met name het boek Exodus doet daar uitvoerig verslag van. Daar wordt ook meer onthuld van Gods plan met het volk, we lezen in Exodus 19:6:

“U dan, zult voor Mij een koninkrijk van priesters en een heilig volk zijn”

Waarop het volk als met één mond antwoordt, Exodus 19:8:

“Alles wat de Heere gesproken heeft, zullen wij doen! En Mozes bracht de woorden van het volk weer over aan de Heere”

Een belangrijk hoogtepunt was deze zogenaamde verbond sluiting. God sloot zelf een verbond met het volk. Dat gebeurde bij de berg Sinaï en was een zogenaamd tweezijdig verbond. Dat wil zeggen dat zowel de Heere God als het volk zich verplichtte tot het onderhouden van de verbondsbepalingen. In het Sinaïtisch verbond waren rechten en plichten opgenomen. De plichten bestonden uit het eerbiedigen van Gods wetten en het volkomen afzweren van afgoden. Verder was daar de verplichting de tempeldienst te onderhouden (Exodus 25-30) en het land volgens Gods richtlijnen te besturen (Leviticus 25). Binnen dit geheel was er bovendien Gods speciale verbondenheid met Jeruzalem, de stad van Zijn residentie. In die stad en in het bijzonder in de tempel was Gods zelf aanwezig. Zijn Sjechina, Zijn heerlijkheid, woonde daar. Veel later verliet Gods Sjechina de stad (Ezechiël 11:23), daar was een verdrietige aanleiding toe. Ook in het boek Jozua lezen we van deze dingen. In Jozua 24:18-21 bij de zogenaamde verbondsvernieuwing lezen we opnieuw dat het volk plechtig belooft: 

“nee, wij zullen voorzeker de Heere dienen”

en dat aansluitend op het realistische verhaal van Jozua, waar Jozua namens de Heere God op besliste toon zegt:

“U zult de Heere niet kunnen dienen, want Hij is en heilig God, Hij is een na-ijverig God. Hij zal uw overtredingen en uw zonden niet vergeven” 

Verbondsbreuk 

De geschiedenis van het volk leerde dat zij hun belofte uit Exodus 19:8

“Alles wat de Heere gesproken heeft zullen wij doen” 

inderdaad niet konden waarmaken. Het volk koos er keer op keer voor de afgoden te dienen en verliet daarmee haar levende God. Richters en profeten traden op om het volk tot God terug te voeren, wat soms tijdelijk met enig succes gebeurde. Het volk wilde uiteindelijk echter net als de andere volken een koning hebben (1 Samuël 8:5). Hiermee verwierpen zij voor het eerst en nog als één volk de Heere God (1 Samuël 8:7). Na koning Salomo viel het volk in twee volken uiteen, hoewel zij voor God één volk zouden moeten zijn. Het zogenaamde 10 stammenrijk dat vaak Efraïm genoemd werd en Samaria als hoofdstad verkoos was de grootste. Daarnaast was het 2 stammenrijk dat Juda werd genoemd met Jeruzalem als hoofdstad. Beide nieuwe volken, die dus niet meer als één volk optraden, gingen verder op de ingeslagen weg en verwijderden zich steeds meer uit de gemeenschap met de Heere God. De Heere God trok Zich daarop van het 10 stammenrijk terug. We lezen de uitspraak Lo-Ammi (=niet mijn volk; Hosea 1:9) en daarmee werd het Sinaï verbond ook van Gods kant verbroken, dan horen we hoe het er met hen in die nieuwe situatie voorstaat, we lezen in Hosea 4:17:

“Efraïm is verknocht aan de afgoden; laat hem met rust!”

Het zijn de Assyriërs die in 722 voor Christus het land binnenvallen en het volk daaruit deporteren. Sedertdien is het tienstammen volk nagenoeg spoorloos geweest. Het is wel zo dat velen van het 10 stammenrijk zich aansloten bij Juda en voor een deel kun je dus stellen dat we binnen Juda ook deels de 10 stammen aantreffen. De benaming Israëliet bleef gebruikt worden, bijvoorbeeld door de apostel Paulus die zichzelf een Israëliet noemt uit de stam van Benjamin (Romeinen 11:1). Als Benjaminiet hoorde hij in strikte zin tot het twee stammenrijk, dat dus Juda genoemd werd. Met Juda ging het uiteindelijk niet veel beter. Er kwam een rij koningen waarvan sommigen zeer Godvruchtig waren, anderen juist vreselijk goddeloos hetgeen uiteindelijk de overhand kreeg. In 586 voor Christus was het geestelijke dieptepunt bereikt, Jeruzalem werd ingenomen en de bewoners door Koning Nebukadnezar naar Babel weggevoerd. De profeet Jeremia had dit voorzegd en ook de duur van de ballingschap van Juda aangegeven, 70 jaar (Jeremia 25:11). Uiteindelijk kwam een betrekkelijk klein deel terug uit de ballingschap: ruim 42.000 personen. Dit teruggekeerde deel kennen we uit het Nieuwe Testament. Uit hen werd de Heere Jezus geboren en ook de apostelen. Met de verwerping van hun Messias, en opnieuw ook na Zijn opstanding en hemelvaart (Hand. 13:46; 18:6; 28:28) is voor het twee stammenrijk definitief het verbond verbroken. De kans die het volk had om onder heerschappij van Koning Jezus vrede te ontvangen ging voorbij en zal pas veel later vervuld worden.Vol verdriet horen we de Heere Jezus het oordeel over hen uitspreken in Mattheüs 23:37-39:

“ Jeruzalem, Jeruzalem, u die de profeten doodt en stenigt wie naar u toe gezonden zijn! Hoe vaak heb Ik uw kinderen bijeen willen brengen, op de wijze waarop een hen haar kuikens bijeenbrengt onder haar vleugels; maar u hebt niet gewild! Zie, uw huis wordt als een woestenij voor u achtergelaten. Want Ik zeg u: U zult Mij van nu af aan niet zien, totdat u zegt: Gezegend is Hij Die komt in de Naam van de Heere!” 

In 70 n. Christus werd het oordeel voltrokken, de Romeinse veldheer Titus nam de stad in en zijn soldaten hebben vreselijk huisgehouden. Zeer velen van de Joodse bevolking werden als slaven weggevoerd en de tempel werd volledig verwoest overeenkomstig het woord van Jezus. De Titusboog in Rome herinnert nog aan de voltrekking van dit oordeel. We zien hier profetieën vervuld, b.v. van Amos 5:2:

“Zij is gevallen, zij zal niet meer opstaan, de maagd Israël”

Ook Ezechiël 16 beschrijft deze val en doet dat in de vorm van een allegorie. In een jonge vrouw herkennen we Israël, als kind te vondeling gelegd maar door God gevonden. Na het huwelijk (verbondssluiting bij berg Sinaï) loopt het volk andere goden na en wordt daarmee aan de Heere God ontrouw. Daarop zal zij geoordeeld worden, maar er blijft toch hoop want daarvan lezen we in Ezechiël 16:60 

“Toch zal Ik denken aan Mijn verbond met u in de dagen van uw jeugd. Ik zal met u een eeuwig verbond maken”

Het verdrietige is dat door dit overspel van Gods volk ook aan de andere volken de mogelijkheid tot zegen wordt onthouden. Israël was namelijk geroepen om tot een zegen voor de volken te zijn (Exodus 19:6). Door hun ongehoorzaamheid zijn zij niet aan hun roeping toegekomen, waardoor de andere volken die mogelijke zegen missen. Paulus weet echter dat hierdoor uiteindelijk Gods plan voor en met Zijn volk en de wereld tot een hoger niveau getild wordt:

“Door hun val echter is de zaligheid tot de heidenen gekomen om hen tot jaloersheid te verwekken. Als dan hun val voor de wereld rijkdom betekent en het feit dat zij achteropkomen rijkdom voor deheidenen, hoeveel te meer hun volheid!” (Romeinen11:11,12).

Daniël

Het is de profeet Daniël die een bijzondere profetie ontvangt. In deze profetie van Daniël draait het om zeventig zogenaamde jaarweken. Zeventig periodes van zeven jaar. In deze periode wordt na 69 jaarweken een Gezalfde gedood. Het is niet moeilijk om in deze gezalfde de Heere Jezus te herkennen. Zijn komst was een kantelmoment, het volk had de mogelijkheid om Hem als hun Messias aan te nemen, maar heeft het tijdstip dat God naar hen omzag niet onderkend (Lukas 19:44). Van die 70 weken zijn er 69 gepasseerd. Door het niet aannemen van Jezus als Messias ging de mogelijkheid tot de Christusheerschappij die er op dat moment was voorbij en rest er nog één week te gaan. Voordat die laatste periode van zeven jaar zou aanbreken werd er echter een periode tussengevoegd. Van die periode wisten de profeten niet en daarover schreven zij niet. Over Israël werd een bedekking gelegd, 2 Korinthe 3:14:

“Maar hun (Israëls) gedachten werden verhard. Want tot op heden toe blijft dezelfde bedekking bij het lezen van het Oude Testament, zonder te worden weggenomen. Die bedekking wordt tenietgedaan in Christus.” 

Wat is die tussengevoegde periode en welk doel dient ze zo vragen we ons nu af, dat was een geheimenis?

Een geheimenis

Toen de Heere Jezus werd verworpen brak niet direct de 70e jaarweek aan zo zagen we, maar de voortgang van de profetische geschiedenis en in het bijzonder de vervulling van die laatste jaarweek werd uitgesteld. Waar de profetieën niet van spraken was de nieuwe werkelijkheid dat de Heere God in Zijn Zoon Jezus Christus genade aanbiedt aan alle mensen. Zo brengt de Heere Jezus uiteindelijk toch de zegen naar de andere volken. Hij doet waartoe het volk was geroepen (Exodus 19:6), maar waar ze niet aan toe waren gekomen. Er is rechtvaardiging voor ieder die gelooft (Romeinen 3:28). Dit veroorzaakte een schok bij het Joodse volk, zelfs Petrus had moeite dit te aanvaarden (Handelingen 10; Galaten 2:11,12). Het is de apostel Paulus door wie de Heere Jezus dit geheimenis heeft geopenbaard. We lezen daarvan in Efeze 3:3 e.v. en ook in bijvoorbeeld Efeze 2:14-16, waar staat:

“Want Hij is onze vrede, Die beiden één gemaakt heeft. En door de tussenmuur, die scheiding maakte, af te breken, heeft Hij de vijandschap in Zijn vlees tenietgedaan, namelijk de wet van de geboden, die uit bepalingen bestond, opdat Hij die twee in Zichzelf tot één nieuwe mens zou scheppen en zo vrede zou maken, en opdat Hij die beiden in één lichaam met God zou verzoenen door het kruis, waaraan Hij de vijandschap gedood heeft”. 

Alle mensen, Joden en niet Joden worden genodigd tot het geloof in de Heere Jezus te komen. Zo ontstaat een nieuw volk van God. Die nieuwe gemeenschap noemen we Gemeente, ze is het lichaam van Christus waarvan Hijzelf het hoofd is. We weten nu dat er voor Jood en niet Jood slechts één weg tot behoudenis is, het evangelie. Met betrekking tot dit heil wijst Paulus ons in Romeinen 1:16 op de voorrang van de Jood en zij blijven bevoorrecht zoals hij later ook schrijft in Romeinen 3:1,2 

“Wat heeft de Jood dan voor op anderen? Of wat is het voordeel van het besneden zijn? Veel, in alle opzichten. Want in de eerste plaats zijn hun de woorden van God toevertrouwd” 

En in Romeinen 9:4,5 lezen we:

“Zij zijn immers Israëlieten; voor hen geldt de aanneming tot kinderen en de heerlijkheid en de verbonden en de wetgeving en de eredienst en de beloften. Tot hen behoren de vaderen, en uit hen is, wat het vlees betreft, de Christus voortgekomen, die God is, boven alles te prijzen tot in eeuwigheid. Amen!”

Toekomst gemeente

Het is dezelfde apostel Paulus die ook het geheimenis van de toekomst van de Gemeente mag onthullen. De gelovigen zullen van de aarde worden weggenomen om voor altijd bij de Heer te zijn (1Korinthe 15:51-53; 1Thessalonicenzen 4:13-18). De verklaring voor deze evacuatie wordt door de apostel gegeven in 1 Thessalonicenzen 1:9, 10 :

“Want zij vermelden zelf over ons hoezeer wij ingang bij u gekregen hebben en hoe u zich van de afgoden tot God bekeerd hebt om de levende en waarachtige God te dienen, en Zijn Zoon uit de hemelen te verwachten, Die Hij uit de doden heeft opgewekt, namelijk Jezus, Die ons verlost van de komende toorn”. 

Hoewel het ons in dit visiedocument gaat om Gods volk Israël was dit uitstapje naar deze beide geheimenissen wel belangrijk om Israëls toekomst in het juist perspectief te plaatsen. Gods handelen met en door Israël werd tijdelijk onderbroken tot heil van velen die uit de volken en uit Israël tot geloof in de Heere Jezus Christus zouden komen. Dit betekende uitstel van wat de Heere God met Israël zal doen, maar dat is zeker geen afstel.

 Na de verbondsbreuk

We hebben gezien dat eerst het tienstammen rijk, Israël en later ook het tweestammen rijk Juda, het tweezijdige Sinaï verbond gebroken hebben. Beide volken, die eigenlijk één horen te zijn, zijn voor God daardoor voor wat betreft de toegang tot het heil gelijkgesteld aan de andere (heiden)volken (zie o.a. Hand. 15:10,11). Voor al de volken, inclusief de twaalf stammen, heeft de Heere een zegenrijke toekomst in en door Jezus Christus. Eén weg waarlangs er voor alle mensen behoudenis is (Romeinen 10:12-13). 

“Er is immers geen enkel onderscheid tussen Jood en Griek. Want één en dezelfde is Heere van allen en Hij is rijk voor allen die Hem aanroepen. Want ieder die de Naam van de Heere zal aanroepen, zal zalig worden”

Dat geheimenis werd onthuld en vindt haar oorsprong in het Nieuwe verbond in het bloed van de Heere Jezus (Mattheüs 26:28; Jeremia 31:31). Joods Messiaanse gelovigen, behoren tot de Gemeente en delen in dezelfde beloften voor de Gemeente en zullen met de Gemeente worden opgenomen (1Korinthe 15:51-53; 1Thessalonicenzen 4:13-18).

Door de breuk van het Sinaïtisch verbond trok de Heere God zich terug, heel duidelijk staat dat geschreven in Ezechiël 8:6:

“Grote gruweldaden die het huis van Israël hier doet, zodat Ik ver wegga van Mijn heiligdom”

In Ezechiël 10:4; 18-19 lezen we hoe dat plaatsvond. Weinig gedeelten in de Bijbel schetsen zo’n diepe tragedie. Zijn daarmee alle beloften met betrekking tot Israël afgedaan en is het volk definitief ontheven van haar bijzondere relatie tot de Heere God en is ze voortaan volkomen gelijkgesteld aan de andere volken? Zij blijven 

“wat de verkiezing betreft geliefden vanwege de vaderen” (Rom. 11:28). 

Ook het gegeven dat Israël tot op vandaag alleen gaat onder de volken en door bijna alle volken wordt weersproken en in toenemende mate gehaat toont de blijvende bijzondere positie van deze ‘geliefden vanwege de vaderen’. De boze investeert nog voortdurend in de uitroeiing van het volk en dat vanuit zijn oogpunt niet zonder reden, immers Israëls bekering en de oprichting van Christus’ koninkrijk zal voor Satan een 1000-jarige binding en gevangenschap in de afgrond tot gevolg hebben (Openbaring 20:2,3).

Andere verbonden

Naast het Sinaï verbond zijn er in dit verband nog ten minste twee andere verbonden van groot belang. Het Abrahamitische en het Davidische. In tegenstelling tot het Sinaï verbond zijn dit geen tweezijdige verbonden. Dat betekent dat deze verbonden niet door mensen verbroken kunnen worden en de Heere God zelf garant staat voor de realisering daarvan. In Genesis 15:9-21 en 17:7-14 lezen we van de verbondssluiting tussen Abraham en de Heere God. De geweldige toezegging staat tot op deze dag en zal op Gods tijd gerealiseerd worden, ze gelden voor eeuwig. 

“Ik zal aan nu en uw nageslacht na u het land waarin u vreemdeling bent, heel het land Kanaän, als eeuwig bezit geven. Ik zal hun tot een God zijn”

Wat de Heere God Abraham belooft zal op Gods tijd werkelijkheid worden, het is een onvoorwaardelijke toezegging en betreft het nageslacht van Abraham in de lijn van Izak, de zoon van zijn vrouw Sara en niet Ismaël de zoon van de slavin Hagar. Het nageslacht zal via Izak tot een groot volk worden en een eigen land voor eeuwig bewonen. Het Davidische verbond betreft, zoals we uit de naam al afleiden David en Zijn nageslacht. Zij ontvangen het recht op het koningschap. 2 Samuël 7:16 geeft ons details:

“Uw huis en uw koningschap zullen voor uw ogen voor eeuwig vaststaan, uw troon zal voor eeuwig zeker zijn”

Psalm 89:35-37 zegt het nog krachtiger:

“Eens heb Ik gezworen bij Mijn heiligheid: Nooit zal Ik tegen David liegen! Zijn nageslacht zal voor eeuwig blijven, zijn troon zal vóór Mij zijn, vast als de zon. Hij zal voor eeuwig standhouden, zoals de maan; de getuige hoog aan de hemel is trouw. Sela”

Als een baken van hoop staan deze beloften en verbonden vast in Gods liefde en biedt het volk Israël, alle twaalf stammen, een geweldig perspectief. Zoals we schreven betreft dit geen twee tijdige verbondsrelatie, we treffen echter wel een ‘gehoorzaamheidsclausule’ aan. In Genesis 18:19 lezen we de opdracht aan Abraham om aan zijn kinderen te bevelen de weg van de Heere in acht te nemen, gerechtigheid en recht te doen. Het is in Genesis 22:16,17 dat we zien dat Abraham daaraan voldaan heeft en daarop bevestigt de Heere God Zijn toezegging concluderend:

“omdat u Mijn stem gehoorzaam geweest bent”

Ook het Davidische verbond kent een dergelijke gehoorzaam-heidsclausule, 2Samuël 7:14

“als hij zich misdraagt, zal ik hem terechtwijzen met een stok als van mensen en met slagen als van mensenkinderen”

Veel zonen van David hebben zich misdragen en hebben die slagen gekregen, uiteindelijk werd het koningschap helemaal weggenomen, dat in afwachting van de éne Zoon die in alle opzichten gehoorzaam zal zijn. Jezus heeft alles volbracht en zo zal straks op Gods tijd Davids troon voor eeuwig zeker zijn (2 Samuël 7:16), door Jezus Christus!

Israëls hoop                                          

We hebben gezien wat en hoe Israëls positie in de huidige genade tijd is, deze is gelijk voor wat betreft de toegang tot het heil aan die van al de volken. We hebben ook gezien dat de verbonden en beloften aan Abraham en David gedaan voor eeuwig zullen zijn. Hoe zal dat gaan? Tot nu toe hebben we achterom gekeken. Uit de geschiedenis die achter ons ligt kunnen we leren hoe we profetieën moeten lezen. De Heere God voorzegt helder wat verwacht mag worden, zowel bij gehoorzaamheid als ongehoorzaamheid en steeds blijkt Zijn profetisch woord betrouwbaar in letterlijk zin. Vandaag zien we Gods volk, voornamelijk Joden, dus afstammelingen van het twee stammenrijk terugkeren maar tussen hen weten we ook afstammelingen van het tienstammen rijk, zoals boven beschreven. Daar mogen we zeker Gods hand in zien. Maar is dat ook de vervulling van de beloften aan Abraham en David gedaan? Voldoet het teruggekeerde deel aan Gods voorwaarden? We lezen Deuteronomium en citeren een langer gedeelte:

“Het zal gebeuren, wanneer al deze dingen, de zegen en de vervloeking die ik u voorgehouden heb, over u komen, dat u het weer ter harte zult nemen onder alle volken waarheen de HEERE, uw God, u verdreven heeft. En u zult zich bekeren tot de HEERE, uw God, en Zijn stem gehoorzaam zijn, u en uw kinderen, met heel uw hart en met heel uw ziel, overeenkomstig alles wat ik u heden gebied. Dan zal de HEERE, uw God, een omkeer brengen in uw gevangenschap en Zich over u ontfermen. Hij zal u weer bijeenbrengen uit al de volken waarheen de HEERE, uw God, u verspreid had. Al bevonden uw verdrevenen zich aan het einde van de hemel, toch zal de HEERE, uw God, u vandaar bijeenbrengen en u vandaar weghalen” (Deuteronomium 30:1-4).

In Leviticus 26:40-42 wordt ongeveer hetzelfde voorzegd, maar opvallend daarbij is dat nadrukkelijk gesproken wordt over het verbond met Jakob, Izak en Abraham (omgekeerde volgorde!) terwijl over het Sinaï verbond niets gezegd wordt. In Amos 9:11 wordt helder geprofeteerd over het herstel van de vervallen hut van David. We zien in die teksten duidelijk dat de verbonden met Abraham en met David vast en zeker en voor eeuwig zijn. Er gaat een tijd komen waarin het volk de dingen van God weer ter harte zal nemen en zich bekeren zal tot de Heere (JHWH). Vandaag zijn er velen die zich bekeren en Jezus als hun Verlosser aannemen. Deze individueel bekeerde Joden horen echter zoals we zagen, bij de Gemeente. In Deuteronomium gaat het niet om individuele Joden maar om het volk als geheel. Wanneer zal de Heere een omkeer in hun lot brengen en Zich over hen ontfermen, zodat zij veilig in hun land zullen wonen en de Zoon van David, Jezus Christus regeren zal? Die belofte staat nog wagenwijd onvervuld open. Het volk heeft zich immers (nog) niet tot de Heere bekeerd, er is nog geen veiligheid en Davids Zoon regeert nog niet als de Koning die komen zal, de Vredevorst! Het zal vervuld worden wanneer het volk weer gehoorzaam zal zijn. Deze bekering van het volk is er niet en de terugkeer omvat bij lange na niet heel het volk, daarbij moeten we ook aan alle twaalf de stammen denken. Heel krachtig wordt daarover door Ezechiël geprofeteerd (Ezechiël 36). Bekend zijn ook de gedeelten in Ezechiël 37:1-14, waar we de profetie over de dorre doodsbeenderen lezen en daarop aansluitend Ezechiël 37:15-22 waar twee stukken hout tot één geheel worden samengevoegd en de niet te weerspreken belofte geschreven staat in vers 22:

“Ik zal hen tot één volk maken in het land op de bergen van Israël. Zij zullen allen één Koning hebben. Zij zullen niet langer als twee volken zijn, en niet langer nog in twee koninkrijken verdeeld zijn”

Wie die Koning is staat dan klip en klaar in het 24 e vers:

“En Mijn Knecht David zal Koning over hen zijn. Voor hen allen zal er één herder zijn “

Er zijn vandaag duidelijke signalen van herkenning van de verloren stammen. Israëls hoop staat nog open, maar zal wellicht spoedig vervuld worden.

Doel van huidige terugkeer.                        

Wanneer Jezus Christus terugkeert en Zijn heerschappij over het volk als de beloofde afstammeling van David als Koning op Zich nemen zal, is het natuurlijk nodig dat er een volk is. De aanwezige Joden in het land zullen als voorposten ook de weg voor de terugkeer van alle stammen bereiden. De huidige terugkeer is een teken daarvan dat die wederkomst niet lang meer op zich zal laten wachten, dat weet ook de Boze die de wereld mobiliseert tot een strijd die uiteindelijk tegen Jezus Zelf zal gaan. Er komt een schifting aan, voor de wereld maar ook voor het volk Israël. Nu wonen er inmiddels zo’n 6 miljoen Joden in het beloofde land, helaas zijn de meesten niet Messias belijdend. Zij zullen na de opname van de gemeente achterblijven. Na die opname, wanneer Gods plan met de gemeente op aarde is voltooid en de gemeente is opgenomen naar het Vaderhuis (Johannes 14:1-3, 1Korinthe 15:51-53; 1Thessalonicenzen 4:13-18) gaat Gods aandacht weer helemaal uit naar Israël. Voor het achtergebleven deel breekt de laatste week van de zeventig jaarweken aan. Het boek Openbaring is bijna geheel gewijd aan de dingen die in die laatste jaarweek zullen plaatsvinden. Israël is dan een volk in ongeloof, de in Christus gelovigen zijn immers opgenomen. Wellicht zijn er orthodoxe en seculiere Joden, maar allen zonder kennis van en geloof in Jezus Christus, maar dat gaat veranderen. In het ongeloof van het achtergebleven deel van het volk herkennen we de situatie die we ook uit de periode van voor de verbondsbreuk kennen. Er is een vergelijk met de periode van de Richters. Ook toen was het volk los van God en diende de Baäls, waarop God Zijn hand terugtrok en de buurvolken Israël plaagden en onderdrukten. Die situatie bleef bestaan totdat God een richter stuurde. Deze richter bevrijdde het volk van de onderdrukkers en voerde het terug tot de Heere God.

Op dezelfde wijze zal in de laatste jaarweek het volk de afgoden dienen, in het bijzonder de antichrist, die een incarnatie is van Satan. Wellicht zullen én orthodoxe én seculiere Joden in hem de Messias menen te herkennen (Johannes 5:43). Zij zullen op de antichrist vertrouwen en met hem zelfs een verbond sluiten (Daniël 9:27) en hun bestaan in zijn hand leggen. In die periode zal er ook weer een tempel zijn, (wellicht als resultaat en een onderdeel van het verbondsovereenkomst) wanneer echter de antichrist zich naar die tempel begeeft en zich daar als god laat aanbidden (2Thessalonicenzen 2:3,4) zullen velen van het volk de ogen geopend worden en zal er een tweedeling ontstaan onder het volk. Een deel zal de antichrist trouw blijven en met hem ten ondergaan (Zacharia 14:1-2). Een ander deel zal een heftige bekering ondergaan en als gelovig overblijfsel de Heer ontmoeten: 

“En Jesaja roept over Israël uit: Al zou het getal van de Israëlieten zijn als het zand van de zee, slechts het overblijfsel zal behouden worden”. 

(Romeinen 9:27).

“zo is er in deze tegenwoordige tijd een overblijfsel ontstaan, overeenkomstig de verkiezing van de genade” (Romeinen 11:5)

Wat dan? Wat Israël zoekt, dat heeft het niet verkregen, maar het uitverkoren deel heeft het verkregen en de anderen zijn verhard” (Romeinen 11:7). 

“Op die dag zal het gebeuren dat de rest van Israël en wie van het huis van Jakob ontkomen zijn, niet langer zullen steunen op hem (de antichrist) die hen geslagen heeft, maar zij zullen steunen op de HEERE, de Heilige van Israël, in trouw”. (Jesaja 10:20). Het is vanwege dit overblijfsel dat de Heere Jezus riep te vluchten naar de bergen, terwijl Hij bij diezelfde oproep ook verwijst naar Daniël 9. Daar wordt over de zeventig weken en de verbondsbreuk in de 70 e jaarweek geprofeteerd en ook gewezen op de gruwel der verwoesting naar wie de Heere Jezus eveneens verwijst (Mattheüs 24:15-21; Daniël 9:24-27). Zo zal het volk verdeeld worden. Er zal, zoals we boven lazen, een rest van gelovigen overblijven. Deze rest vormt het gelovige Israël, waarvan Paulus zegt:

zo zal heel (gans) Israël zalig worden” (Romeinen 11:26).

 In Romeinen 9:6-8 gaf Paulus een definitie van een Israëliet:

Ik zeg dit niet alsof het Woord van God vervallen is, want niet allen die uit Israël voortgekomen zijn, zijn Israël. Ook niet omdat zij Abrahams nageslacht zijn, zijn zij allen kinderen. Maar: Alleen dat van Izak zal uw nageslacht genoemd worden. Dat is: niet de kinderen van het vlees zijn kinderen van God, maar de kinderen van de belofte worden als nageslacht gerekend”. 

Het is de profeet Zacharia die indringend de heftige emoties beschrijft van deze in de belofte gelovig geworden Joden. Zij zullen in grote rouw verkeren wanneer zij hun Messias ontmoeten en beseffen dat Jezus de vervulling van de belofte is. Zij zullen dan zien dat het zaad van Abraham in Hem zijn ultieme vervulling heeft gekregen. Jezus die zij hadden doorstoken (Zacharia 12:9-14). In en door dit zaad, onze Heere Jezus, is er heil voor alle mensen. De Heere Jezus komt dan als laatste en grote Richter naar de aarde en zal met grote macht strijden tegen de antichrist en allen volken die samen met hem menen zich met Jezus te moeten meten. Een strijd die gevoerd zal worden in het dal van Megiddo, of wel de vlakte van Jizreël, of Armageddon:

Openb. 16:14-16

“Dit zijn namelijk de geesten van de demonen, die tekenen doen en die uitgaan naar de koningen van de aarde en van de hele wereld, om hen te verzamelen voor de oorlog van de grote dag van de almachtige God. Zie, Ik kom als een dief. Zalig hij die waakzaam is en op zijn kleren acht geeft, zodat hij niet naakt zal rondlopen en men zijn schaamte niet zal zien. En hij verzamelde hen op de plaats die in het Hebreeuws Armageddon wordt genoemd”. 

Hos. 1:10, 11

Toch zullen de Israëlieten talrijk zijn als het zand van de zee, dat niet gemeten en niet geteld kan worden. En het zal gebeuren dat in de plaats waar tegen hen gezegd is: U bent niet Mijn volk, tegen hen gezegd zal worden: Kinderen van de levende God. Dan zullen de Judeeërs verzameld worden samen met de Israëlieten. Zij zullen voor zich één Hoofd aanstellen en uit het land oprukken; want groot zal de dag van Jizreël zijn. 

Opvallend is wat in Jesaja 63 1-6 geschreven staat. Daar zien we dat een persoon, in Wie we de Heere Jezus herkennen vanuit Edom komt. Ook in dit gedeelte wordt gesproken van de ‘dag van wraak’, dat is de finale periode (70 e jaarweek uit Daniël) waarin de Heere God alle dingen herstelt. Edom ligt ten oosten van Juda en Jeruzalem, dat is precies de richting waar de Heere Jezus de gelovige Joden opriep naar toe te vluchten (Mattheüs 24:15-22). Velen denken dat de onbewoonde en lange tijd verborgen stad Petra in het huidige Jordanië de plek zal zijn waar de voor de antichrist gevluchte Joden schuilplaats vinden totdat de Heer hen komt bevrijden. Het boek Openbaring, dat bijna geheel gewijd is aan die allerlaatste fase van de geschiedenis voordat het Messiaanse rijk aanbreekt, spreekt ook over die vlucht en de bovennatuurlijke bewaring door de Heere God (Openbaring 12:13-16).

Messiaanse rijk

De strijd tussen de valse en de ware Christus is een zeer ongelijke. 

de Heere zal hem (de antichrist) verteren door de Geest van Zijn mond en hem teniet doen door de verschijning bij Zijn komst” (2Thessalonicenzen 2:8)

In Openbaring 19:11-21 wordt deze terugkeer en overwinning nog duidelijker beschreven. Daarmee is een einde gekomen aan de macht en de invloed van satan en allen die met hem zich tegen onze Heere Jezus en de Heere God meenden te moeten verzetten, dan breekt er een andere tijd aan. Gods beloften aan Abraham en David worden dan vervuld. Gods volk, de rest daarvan dat behouden is zal veilig in het land wonen dat Hij had beloofd en de grote Zoon van David zal Koning wezen. 

Eerste regeringsdaden

In Mattheüs 25:31-46 lezen we van de eerste regeringsdaden van Koning Jezus. Het gaat in dit gedeelte niet om het laatste oordeel zoals dikwijls geheel ten onrechte gesteld wordt. Het laatste oordeel wordt beschreven in Openbaring 20:11-15, dat is een gebeurtenis na het Messiaanse rijk, na de loslating van Satan en het daarop volgende oordeel, zijn definitieve vernedering. In Mattheüs 25:31-46 gaat het om de beoordeling van wie wel en wie niet toegelaten zal worden tot het vrederijk dat nu met Hem is gekomen. De volkeren worden, wanneer de Heer de heerschappij neemt, voor Hem gebracht en Hij zal toegang geven tot het millennium van vrede aan ieder die daartoe geschikt wordt geacht. Die geschiktheid blijkt uit het gedrag van de volken en hun houding ten aanzien van ’deze geringste broeders van Mij’ (Mattheüs 25:40) 

Tot hen zal gezegd worden:“ Beërf het Koninkrijk dat voor u bestemd is vanaf de grondlegging van de wereld” (Mattheüs 25:34)

Wie zijn die minste broeders van Mij? Dat zijn allereerst de Joden die de antichrist niet gevolgd zijn en gevlucht zijn naar de bergen, maar ook nog wereldwijd verspreid woonden. Dat zijn verder al de mensen die ondanks de vreselijke en felle vervolgingen en martelingen getrouw bleven aan het getuigenis dat de 144.000 verzegelden in de wereld verkondigden nadat de gemeente was opgenomen. Hun getuigenis brengt nog een ontelbare schare tot geloof in God en in Jezus Christus (Openbaring 7:4, 9).

In het oordeel dat Jezus uitspreekt in Mattheüs 25:31-46 horen we ook weer de zegen dan wel de vloek doorklinken zoals door God zelf bekend gemaakt was aan Abraham.

Ik zal zegenen wie u zegenen, en wie u vervloekt, zal Ik vervloeken; en in u zullen alle geslachten van de aardbodem gezegend worden” (Genesis 12:3).

Dan zal het Volk van God niet de staart zijn, maar aan het hoofd van de volken gaan (Deuteronomium 28:13). Dan zal de vrede vanuit Jeruzalem worden onderwezen (Jesaja 2:1-5). Jaarlijks zullen de volken naar Jeruzalem moeten optrekken om hulde en onderdanigheid te bewijzen aan Koning Jezus en om daar het Loofhuttenfeest te vieren (Zacharia 14:16). Het volk zal dan, dus ten tijd van de 1000 jarig rijk of het vrederijk overeenkomstig Gods wil een koninkrijk van priesters en een heilig volk wezen (Exodus 19:6). 

De gemeente dan?

Nu gebleken is dat de Heere God met Zijn volk een geheel aparte weg ging en gaat en ook dat gerechtigheid niet door de wet gerealiseerd kon worden, moeten we ook nadenken over de plaats van de gemeente t.a.v. deze dingen. Dat is helaas nodig omdat we tegenwoordig meer en meer mensen zien en horen die aspecten van de wet nastreven. Hierbij denken we in het bijzonder aan de ceremoniële aspecten, zeg maar de offerdienst welke in Christus volbracht zijn, daar gaat het om onze relatie met God die verzoening nodig heeft en alleen in Christus ontvangen kan worden. Christus is de vervulling van het belofte van het zaad van Abraham, waardoor alle volken zegen ontvangen:

Christus heeft ons vrijgekocht van de vloek van de wet door voor ons een vloek te worden, want er staat geschreven: Vervloekt is ieder die aan een hout hangt, opdat de zegen van Abraham in Christus Jezus tot de heidenen zou komen, en opdat wij de belofte van de Geest zouden ontvangen door het geloof” (Galaten 3:13,14). 

De morele wet, zoals diefstal, moord, overspel etc. worden in zowel O.T. als ook N.T. voorgeschreven en zijn van alle tijden. We twijfelen niet aan de oprechtheid van de mensen die de wet nastreven, maar Gods woord leert beslist niet dat N.T.-sche gelovigen die ceremoniële wet hebben te vervullen.

Voorop moet gesteld worden dat de wet hoort bij Israël, bij het tweezijdig verbond dat God met het volk sloot bij de berg Sinaï. Het volk antwoordde nadat Mozes hen al de woorden van de Heere had overgebracht:

“Alles wat de Here gesproken heeft zullen wij doen! En Mozes bracht de woorden van het volk weer over aan de Heere.” (Exodus 19:8).

Hierbij kan gedacht worden aan het huwelijksverbond, man en vrouw gaan samen het huwelijk aan, beiden antwoorden met ‘ja’. Zo zien we in dit verbond de Heere God als partner en het volk Israël en we horen hun ‘ja’ woord. Nergens leren we in Gods woord dat de zaken rond wet en feesten van de gemeente worden gevraagd. Daarom geloven wij ook niet dat we als gemeente gehouden zijn de (ceremoniële) wet te vervullen of ook de feesten te vieren die God Zijn volk, dat Hij uit Egypte heeft geleid, geleerd heeft zoals b.v. ook in Leviticus 23 staan geschreven. De feesten dragen zeker geestelijke lessen en zijn voorafschaduwingen van heilsfeiten, maar nergens wordt de gemeente opgeroepen deze te onderhouden. Wie toch meent dat we gehouden zijn de (ceremoniële) wet na te streven doet er goed aan te beseffen dat buiten het land en zonder Tempeldienst de feesten onmogelijk gehouden kunnen worden. Het is in feite een terugkeer naar de schaduwdienst (Hebreeën. 10:1). Judas schrijft zeer ernstige woorden: 

“Want wie de hele wet in acht neemt, maar op één punt struikelt, die is schuldig geworden aan alle geboden. (Jacobus 2:10). En zonder het zich bewust te zijn roept men als het ware Deuteronomium 28:15 over zich af: “Daarentegen zal het gebeuren als u de stem van de Heer, uw God, niet gehoorzaam bent door al Zijn geboden en verordeningen, die ik u heden gebied, nauwkeurig te houden, dat al deze vervloekingen over u zullen komen en u zullen treffen”.

In het vervolg van het hoofdstuk worden die vervloekingen nauwkeurig en uitgebreid beschreven. Maar zoals gezegd zijn we als N.T.-sche gemeente niet aan die (ceremoniële) wet gebonden. In het N.T. wordt het houden van de wet zelfs vergeleken met ‘betovering’, zoals we lezen in Galaten 3:1.

“O dwaze Galaten, wie heeft u betoverd om de waarheid niet te gehoorzamen; u voor wie Jezus Christus eerder voor de ogen is geschilderd alsof Hij onder u gekruisigd was?”

Deze strenge terechtwijzing van Paulus, de ‘betovering’ betekent echt dat je onder invloed van een boze geest bent gekomen en heeft alles te maken met de invloed van zogenaamde Judaïserende personen. De consequentie lezen we Galaten 4:3:“als slaven onderworpen aan de grondbeginselen (stoi’cheion) van de wereld”In het Grieks staat daar het woord stoi’cheion. Dit Griekse woord heeft verbinding met de dierenriem, of de twaalf sterrenbeelden, zoals geïnterpreteerd door astrologen en heeft betrekking op de zogenaamde elementaire geesten. Geesten (gevallen engelen?) die geassocieerd worden met de elementen of natuurverschijnselen.Die verkeerde invloeden kwamen van mensen die de gemeente weer onder de wet willen brengen. Om door het houden van de geboden, de verlossing zelf te verdienen. Alsof de vrede met God uit eigen kracht door wetsbetrachting te verdienen is. Zij willen binden aan menselijke leringen. In Galaten 4:10 maakt Paulus duidelijker waar het om gaat. “U houdt zich aan dagen, maanden, tijden en jaren”. Hier moeten we denken aan o.a. de Sabbath en de feesten die God Zijn volk Israël had voorgeschreven getrouw te vervullen. Deze voorschriften vallen duidelijk onder de ceremoniële wetten. Bijvoorbeeld de viering van het Pascha (Exodus 12:14) deze inzetting werd vervuld op de dag van de kruisiging van Jezus, het Lam van God dat de zonde van de wereld wegneemt.Hoe schadelijk die leer is beschrijft Paulus met buitengewoon ernstige woorden in Galaten 2:17:“is Christus dan een dienaar van de zonde? Volstrekt niet!”. Wat Paulus bedoelt is dit: wanneer we weer de wet, de ceremoniële aspecten daarvan, invoeren in de gemeente en daardoor nog steeds het idee hebben, dat we verlost kunnen worden door deze wetsbetrachting, dan stellen we dat Jezus Christus, die ons juist van de (ceremoniële) wet heeft vrijgemaakt, ons niet van die wet had mogen vrijmaken. Dan heeft Jezus dus verkeerde dingen onderwezen en gedaan en dan is Hij een dienaar van de zonde. Wie wil zoiets beweren? In ieder geval is Paulus heel duidelijk: zo is het volstrekt niet!


In het kort samenvattend:

-God sloot met Israël een tweezijdig verbond

-Heel Israël, eerst het tien- en later ook het tweestammen rijk heeft dit verbond niet gehouden waarop het werd verbroken

-God sloot ook verbonden met Abraham (land en nageslacht) en David (koningschap), deze zijn eeuwig

-De verbondsbreuk gaf ruimte voor het geheimenis van de gemeente. De Heere God biedt genade aan allen die tot geloof in Zijn Zoon komen en Hem als Heer belijden

-Wanneer het tijdperk van de gemeente voorbij is en de gemeente wordt opgenomen gaat de Heere God weer verder met de beloften aan Abraham en David gedaan.

-Israël wordt gelouterd in de zg. laatste jaarweek, ook grote verdrukking of dag van Jakobs benauwdheid genoemd (Jer. 30:7). Een rest van Israël zal behouden worden.

-Ook de volken zullen geoordeeld worden en volken die hulp gaven aan de ‘minste van Mijn broeders’ zullen het nieuwe millennium van vrede mogen binnengaan, zij ‘beërven Gods koninkrijk’. 

-Met de behouden ‘rest’ begint voor Israël, onder Koningschap van Jezus, deze prachtige periode van het Koninkrijk. Israël zal wonen in het aan Abraham beloofde land onder heerschappij van de grote Zoon van David, Jezus Christus en zij zullen leiding geven aan de wereld.

-de volken van de wereld zullen jaarlijks optrekken naar Jeruzalem om het Loofhuttenfeest te vieren (Zach. 14:16).

-In de huidige tijd worden mensen met God verzoend door het geloof in het volbrachte werk van de Heere Jezus. 

-Het houden van onderdelen van de wet, zoals de ceremoniële aspecten, om daardoor (eigen) verlossing te bewerken, maakt van de Heere Jezus een zondaar en komt voort uit een last die betovering wordt genoemd. Zaken die we in de gemeente geen ruimte mogen geven.