Inleiding
Het laatste Bijbelboek is voor velen een ontoegankelijk boek
Beelden, getallen, monsterachtige beelden en vreselijk veel rampspoed maakt het boek weinig aantrekkelijk, soms angstaanjagend. Bijna 2000 jaar lang is over dit boek geschreven en gesproken. Niet zelden werden er heftige discussies
gevoerd over de bedoeling en de betekenis van dit boek.
Voor anderen was dit buitengewone karakter juist weer aantrekkelijk. Er werd lustig gefantaseerd en gespeculeerd en het waren vaak sektarische groepen aan de rand van de kerk die de boodschap vervormden tot bizarre uitgangspunten.
Kunstenaars gebruikten het boek weer op heel andere wijze. Het bleek een bron voor allerlei uitingen. Gruwelijke taferelen werden geschilderd, gebaseerd op gedeelten uit dit boek. Het waren weer anderen die de rust en sereniteit, zoals in de laatste hoofdstukken beschreven, als inspiratiebron gebruikten.
Het dagboek dat voor u ligt, behandelt door middel van korte meditaties voor dagelijks gebruik dit laatste Bijbelboek. We nemen daarbij het boek letterlijk wanneer dat voor de uitleg ook de meest voor de hand liggende verklaring biedt. Ook wil de schrijver zich niet verliezen in allerlei speculaties over de beelden of getallen die in het boek gebruikt worden. Wel is de schrijver aanhanger van de visie dat het Messiaanse Koninkrijk nog komen moet en de wereldgeschiedenis afgesloten zal worden door een periode van duizend jaar vrede onder de heerschappij van Jezus Christus, die samen met de verheerlijkte gemeente regeren zal. Daarna zal er een nieuwe hemel en een nieuwe aarde komen.
Het boek Openbaring begint met een geweldige belofte “Zalig hij die voorleest, en zij, die horen de woorden der profetie en bewaren, hetgeen daarin geschreven staat, want de tijd is nabij” (Openbaring 1:3). Het is het verlangen
en gebed van de schrijver dat de gebruiker van dit dagboek, net als hijzelf, van die grote belofte ontvangen mag. We leven aan de vooravond van de vervulling van al de dingen die in de Openbaring beschreven zijn.
De tijd is nabij!
Ds. Henk Schouten,
Doorn 2011